De komkommerteelt is alweer enkele weken onderweg. Na de vele sombere en regenachtige dagen zien we nu ook met regelmaat de zon. Met die verandering moeten we uiteraard rekening houden. Graag delen wij dan ook weer onze actuele tips voor een succesvolle teelt.
Weersomstandigheden
Langzaamaan worden de klimaatomstandigheden een beetje beter. De temperaturen stijgen licht en het gras begint voorzichtig te groeien.
Teelten
Alle teelten zijn eigenlijk al goed op weg. Ook de latere planters zijn of komen eerdaags in productie. Het krijgen van voldoende licht viel de afgelopen tijd niet altijd mee, maar we zien wel dat de lichtintensiteit toeneemt.
Dat zien we ook terug in de teelten. De afgelopen 2 weken werden de buien soms afgewisseld met zonnige perioden. De zon heeft echter al dusdanig veel kracht dat zonnebrand op de loer ligt. Zonnebrand ontstaat doordat de ruimtetemperatuur sneller stijgt dan de vruchttemperatuur. Hierdoor gaat de vrucht, die voor 95% uit water bestaat, condenseren. Doordat de zon op de vrucht en dus op de condens schijnt, werkt dit in principe als een vergrootglas. De zon brandt dan dus in op de huid van de komkommer. Dit kun je voorkomen door de ventilatielijn dichter naar de stooklijn te brengen en ervoor te zorgen dat de temperatuur niet te snel oploopt. Het verschijnsel zonnebrand komt vaak voor als in een korte tijd van 1 tot 2 uur de temperatuur 3 tot 5°C stijgt. Probeer dit dus te voorkomen.
DE TRADITIONELE TEELT
In de traditionele parapluteelt zijn de ranken er goed uitgekomen. Zeker bij een niet te grote stambelasting. We zijn snel geneigd zoveel mogelijk stamkomkommers te oogsten, maar daarmee maak je de plant zwak en moet je in temperatuur naar beneden. Dit gaat vervolgens ten koste van de kwaliteit omdat er te veel onderlinge concurrentie is tussen de vruchten en de uitgroeiduur daardoor te lang wordt. Wees voorzichtig met blad weghalen boven in het gewas bij het overleggen/hangen van de ranken. Zeker gewassen die onder folie hebben gestaan, kunnen moeite hebben met de verdamping als het folie verwijderd is. Het wortelgestel is door de periode onder AC-folie iets minder sterk dan zonder folie.
Wat betreft het toppen van de hoofdrank adviseren wij het volgende: als de secundaire rank heel klein is en slecht opkomt, top dan op 3 tot 4 bladeren onder draad de rank (op borsthoogte). Komt de secundaire rank er snel en groeizaam uit, dan kun je deze beter iets langer laten en later toppen (op navelhoogte).
DE HOGEDRAADTEELT
In de hogedraadteelt groeit alles ook alles netjes. Ook bij deze teelt geldt: niet te hebberig in het begin. Als er geen licht is, moet de belasting ook lager zijn. De teelten waar we de eerste scheut op blad 13 hebben laten uitgroeien en de tweede scheut op blad 18, zijn netjes in balans. De koppen komen bovenin ook mooi gelijk.
Probeer al een beetje op LAI te sturen. Momenteel is een LAI van 1,5 tot 1,8 al voldoende. Richting de zomer gaan we langzaam naar een LAI van 3,0 tot 3,5.
Het ras Paxtor doet aardig mee met de gangbare rassen. Op dit moment is Paxtor iets korter geschakeld, wat een voordeel is qua arbeid.
Berekening
Deze teelt wordt gestart met 1,5 tot 1,7 planten/m2 en verdubbelt rond week 8. Pas als we rond de 8.000 Joules per week aan licht hebben (vanaf week 10 tot 12) is het mogelijk van 3,0 stengels/m2 te oogsten of meer. 1 blad/stengel afsplitsen kost 1.500 tot 2.000 Joules/week. Dat betekent dat we met 5.000 Joules per week ongeveer 3 tot 4 bladeren/week/stengel maken x 1,5 stengel = 6 bladeren/m2/week. Als we hier om en om dunnen – dus ongeveer 3 komkommers/m2/week – komt dat neer op 1,3 kg/m2/week. Voor 1 kg komkommers hebben we ongeveer gemiddeld 3.500 tot 4.000 Joules nodig. Qua lichtbelasting zitten we dus goed. Zou je 3 stengels/m2 hebben dan praten we over een potentiële belasting van 6 komkommers als we om en om dunnen. Dat komt neer op 2,5 kg/m2. Voor deze productie hebben we 2,5 x 3.500 = 9.000 Joules nodig. Maak dus altijd de berekening hoe je de dunstrategie moet toepassen. Belangrijk hierbij is ook hoe zwaar je de vruchten wilt oogsten. Wil je een zwaardere vrucht oogsten dan vraagt dat dus wellicht een iets andere strategie.
In de belichte hogedraadteelten, vanaf december geplant, zien we dat het ras Garpo het nog altijd goed doet. In principe starten we hier ook met 1,5 tot 1,7 planten/m2 en houden we ook de eerste scheut aan op het 13e blad en de tweede op het 18e blad, waar we de kop uitnemen. Dit is wel een beetje afhankelijk van de belichtingscapaciteit. Vanaf 180 µmol vermogen kunnen we al snel tussen de 6.000 en 7.000 Joules per week maken. Dit is samen met wat buitenlicht al snel genoeg voor de extra stengels.
Bij hybride belichting is het wel zaak het gewas goed actief te houden. Vaak worden de SON-T-lampen op de dag afgeschakeld en wordt er alleen met LED door belicht. LED-licht is echter veel kouder licht en dat vraagt om een wat actiever klimaat. Je ziet dat de planttemperatuur wat lager ligt bij alleen LED. Probeer hierop in te spelen door de groeibuis wat meer te activeren. Doe je dit niet dan wordt het gewas makkelijk te vegetatief, met grote bladeren. Voorkom het “tunneleffect”. Dit is een situatie waarbij er te veel blad aan de plant zit, zeker bovenin. Hierdoor heb je het gevoel dat je door een tunnel loopt. In dat geval komt er te weinig licht op de vrucht en gaat de ontwikkeling ervan langzamer. Er zijn 2 manieren om vruchtontwikkeling te versnellen: via de zon (straling) en via de verwarmingsbuis (warmtestraling). Een zonnekracht van 150 tot 180 watt staat gelijk aan een buis van 40°C.
We zien op dit moment dat een LAI van 2,1 tot 2,3 ruim voldoende is. Bij een belichte teelt (230 + µmol) met 3+ stengels/m2 betekent dit ongeveer 13 tot 15 bladeren/plant maximaal. Garpo is vrij kort geschakeld en de bladeren zijn mooi rondom verdeeld. Dit maakt een soort van paraplu/zonnescherm bovenin. Haal in dat geval wekelijks 1 of 2 blaadjes uit de kop weg, en wellicht ook halverwege. We zien dat we met een totale lichthoeveelheid van 12.000 Joules/week ruim 3,0 tot 3,5 kg/m2/week maken.
Klimaat
In het begin van de teelt konden we de ventilatie wat verder weg van de stooklijn instellen. Nu moeten we zeker oppassen en de luchtlijn wat dichter naar de stooklijn brengen. Pas op voor temperaturen boven de 26 tot 28°C in de kas.
Voorbeeld instelling:
Tijd: | Verwarmingstemperatuur: | Ventilatietemperatuur: |
Zon op | 20,0°C | 21,0°C |
11:00 uur | 21,0°C (+2,0°C op licht) | 22,5°C (+2,0°C op licht) |
17:00 uur | 18,0°C | 19,0°C |
23:00 uur | 19,0°C | 21,0°C |
Laat het etmaal altijd afhankelijk zijn van het licht. Dus bij weinig licht (0 tot 200 Joules) zitten we rond de 19,0 tot 19,2°C etmaal en bij een lichte dag (1.000 Joules) mag het etmaal 21,0 tot 21,5°C zijn, afhankelijk van traditionele of hogedraadteelt. Bij een hogedraadteelt moeten we altijd op kracht en groei werken en zal dus het etmaal normaal gesproken 0,3°C lager zijn dan bij een traditionele teelt. Maak de instelling zo dat de basis altijd normaal is (19,0°C berekende etmaal) en maak invloeden op basis van licht.
Etmalen bij belichting is niet anders dan bij de normale teelt. Een veelgemaakte fout is dat we veel te hoge etmalen gaan draaien als we belichting hebben. Het gevolg is een zwakkere plant, en hogere bladafsplitsing met vaak te hoge belasting. Een installatie van 160 tot 180 µmol komt overeen met 150 tot 200 Watt instraling en 45 tot 48 Joules/uur. Als we dus 18 tot 20 uur draaien met een dergelijke installatie, betekent dit dat we 800 tot 900 Joules per dag maken. Samen met wat licht van buiten komt dit op 1.000 Joules totaal. Als je een teelt hebt zonder belichting draai je ook geen etmalen van 23,0°C. Dus ook voor de belichte teelten geldt: het etmaal moet in verhouding zijn met het licht, en hierop moet je ook de plantbelasting afstemmen. Met 8.000 Joules/week kunnen we ruim 2 kg/m2 belasting aanhouden. Met een LED-installatie met dimfunctie moet je eigenlijk vanaf 450 tot 500 Watt buitenstraling gaan dimmen om niet boven de 650 tot 750 Watt uit te komen. Bij een HPS-installatie is het advies deze vanaf 450 Watt 50% uit te schakelen en bij 550 tot 600 Watt helemaal af te schakelen. Het een en ander is natuurlijk afhankelijk van de kracht van de plant.
Energie
De gasprijzen stabiliseren een beetje en zijn zelfs op een lager niveau dan voor de oorlog in Oekraïne.
Van lieverlee moeten we de groeibuis wat meer activeren. Zeker in de hogedraadteelten waar het normaliter onder in het gewas altijd wat koeler is dan bovenin. Is er sprake van een groeibuis waarbij de kop ver genoeg voorbij de buis is? Maak dan van je groeibuis je eerste buis. Pas wel op met een te warme buis: 45 tot 48°C is maximaal. Anders wordt een groeibuis al snel een knoeibuis.
Schermen en AC-Folie
Inmiddels zal de AC er overal wel uit zijn. Het beweegbare scherm is zeker nog nodig in deze periode. Dit scherm mag open als het buiten > 8,0°C is of als er meer dan 180 Watt straling is. Bij lagere temperaturen moet de stralingsgrens naar boven tot >250 Watt bij temperaturen boven het vriespunt. Sluit in de middag het scherm op tijd en probeer buistemperaturen van + 45°C te voorkomen als gevolg van te laat sluiten. Een black-out-scherm (donker doek) moet open van zonsopgang en dicht als de zon weer weg is.
Een instraling van 150 tot 200 Watt staat gelijk aan een buis van 40 tot 45°C. Bij regenachtig weer en veel wind mag er gerust een invloed op het scherm. Het heeft in dat geval geen enkele zin het scherm te openen. Er valt dan geen winst te behalen. Dikwijls is zelfs de maximaal ingestelde buis niet genoeg om de temperatuur te halen.
Probeer een te snelle opening van het doek te voorkomen. Het mooiste is wanneer je een meetbox boven het scherm hebt. In dat geval kun je sturen op temperatuur en kun je kouval voorkomen bij het openen van het doek.
Watergift
Deze is afhankelijk van het teeltmedium. Op steenwol start je 2 uur na zonsopkomst en stop je 2 tot 3 uur voor zonsondergang. Op perlite en kokos mag dit 1,5 uur na zonsopkomst zijn tot 1,5 tot 2 uur voor zonsondergang.
Laat de watergift afhangen van de teeltfase. Een vol producerend gewas heeft al snel 2,5 tot 3,0 ml/Joule nodig. Oftewel 25 tot 35 % drain. Een net geplant gewas heeft voldoende aan 0,5 tot 1,0 ml/Joule.
Probeer ongeveer 4 uur na zonsopkomst de eerste drain te realiseren. Dit is 1,5 tot 2 uur na de eerste beurt. Neem je een watermonster voor drainwateranalyse? Doe dit dan altijd rond lunchtijd. Dat geeft het beste beeld van de voeding.
Streef een EC van 3,0 tot 3,5 na in de mat en drain. Bij gebruik van AC-folie mag/moet de EC iets hoger zijn en zeker richting EC 3,5 in de mat gaan.
Met de luchting wat dichter op de stooklijn en met het openen van het scherm kan het voorkomen dat de bladeren gutatie vertonen. Hierbij lekken er druppels door de bladranden. Dit is het gevolg van worteldruk in combinatie met een te inactieve plant/kop. De plant drukt dan het water via de zwakste cellen in de plant naar buiten. Probeer in dat geval de watergift wat te beperken en de eerste druppelbeurt uit te stellen. Vaak komt gutatie ook voor tijdens een donkere dag/ochtend volgend op een mooie zonnige dag: de plant/wortel is dan nog heel actief van de voorgaande dag.
Probeer het gewas wat te activeren en zorg dat de plant voldoende kan verdampen. Een ander probleem kan namelijk zijn dat de bloemen op de vrucht ook lekken en nat worden. Hierdoor ontstaat een groter risico op mycosphaerrella.
CO2
Bij teelten die in productie zijn, moet de dosering op niveau zijn. Dat betekent 1,5 uur na zonsopkomst tot 1,5 tot 2 uur voor zonsondergang CO2 doseren. Stel de waardes nu in op minimaal 400 tot 450 ppm en maak op straling een verhoging van 400 tot 450 ppm. Zo komen we uit op een maximum van 800 tot 850 ppm. Meer is niet nodig. Boven de 800 ppm vlakt de toegevoegde waarde enorm af en dit is bijna ook niet te realiseren.
Gebruik als het mogelijk is zuivere CO2 of CO2 van de ketel. In CO2 van een WKK kunnen schadelijke gassen zitten die, doordat we de ramen dicht hebben, zich opstapelen in de kas. Als we voorzichtig een luchtje trekken, is het doseren van WKK-CO2 een iets minder groot probleem.
Problemen
Doordat we altijd nog minimaal luchten is de druk van insecten laag. We zien hier en daar wel wat luis, al dan niet afkomstig van de plantenkweker. Aangezien luis de laatste jaren voor heel wat narigheid heeft gezorgd, is het raadzaam hier extra alert op te zijn. Luizen komen altijd in golven van 6 weken. Denk dus niet dat je er bij een aantasting met positieve bestrijding vanaf bent, maar blijf inzetten en combineer hierbij meerdere bestrijdingsmethodes.
Probeer problemen te voorkomen door regelmatig te scouten, maar zeker ook preventief in te zetten. Maak met je bio-adviseur een plan. Alleen door er tijd bij te zijn, kun je veel narigheid voorkomen.
Qua schimmels is het vooral belangrijk de vochtbalans op peil te houden. Vermijd een VD < 1,5 in de kas. Een half uurtje is geen probleem, maar het moeten geen uren worden.
Waar Pythium in het begin van de teelt een probleem kon zijn, zien we nu al gevallen van mycosphaerrella. Pas op met het snel openen van het scherm en luchten. Bij kouval wordt de kop van de plant koud en minder actief. Door de worteldruk en watergift staat de plant te pompen en moet deze zijn water kwijt. Dit gaat altijd via de zwakste cellen in de plant: de bladranden en bloemen. Vaak zie je bij een actieve wortel en een inactieve kop van de plant de zogenaamde guterende bladeren en bloemen. Dit kan leiden tot een mycos-aantasting.
Dit guteren zie je vaak ook op een donkere dag na een mooie lichte dag. De wortel/plant is dan nog zo actief dat het water via de zwakke cellen naar buiten komt. In zulke gevallen is het beter iets later te starten en iets minder te doseren.
Zorg voor wat luchtcirculatie door bij de traditionele teelt onder in het gewas 3 bladeren weg te snijden. Dit heeft als bijkomend voordeel dat ook het waterschot (scheuten) weg is.
Er zijn voldoende middelen en methodes voorhanden om problemen te tackelen, maar men moet de problemen wel zien... Blijf dus alert!
Ken jij onze nieuwste introductie voor de zomer al?
Met DRCE1355 lanceert De Ruiter een no-nonsens ras voor de traditionele teelt. Dit ras heeft een hoog productiepotentieel, een goede intermediaire resistentie (IR) tegen meeldauw én een solide en bewezen resistentie tegen CGMMV. De DRCE1355 is voornamelijk enkelvruchtig en is weinig selectief. In de zomerteelt resulteert dit in een vlotte productie.
Met DRCE1355 ga je dus voor productie, zekerheid en een goede start!
Wil je meer weten over het ras? Neem dan contact op jouw De Ruiter-contactpersoon of met Jonas De Win.

Teelttips tomaat en komkommer
Wilt u onze teelttips ook rechtstreeks in uw mailbox ontvangen? Meld u dan meteen aan!