Veroorzaker
Clavibacter michiganensis subsp. michiganensis
Verspreiding
Wereldwijd
Symptomen
Het eerste symptoom is het omlaag draaien en verwelken van de onderste bladeren van de plant. Bladeren kunnen unilaterale verwelking vertonen en er kunnen zich licht gekleurde strepen omhoog en omlaag uitstrekken langs de buitenkant van de middenrib van het blad, de bladstengel en stengel. Deze strepen kunnen openbreken en woekeringen vormen. Kenmerkend is dat geïnfecteerde bladeren en bladstelen aan de stengel blijven hangen. Inwendig vertonen de stengels een lichtbruine tot gele vasculaire verkleuring, die vervolgens roodbruin wordt, en vaak wordt het merg geel, melig en hol. Uit het doorgesneden uiteinde van een geïnfecteerde stengel kan geel bacterieel vocht worden geperst. Vruchtinfectie treedt op als kleine, witte laesies, die zich ontwikkelen tot bruine, schurftige laesies. Deze worden omgeven door witte ringen, waardoor de laesies het uiterlijk van een vogeloog krijgen. Gewoonlijk zal het vasculaire weefsel dat zich van het stengellitteken tot in de vruchten uitbreidt, geelbruin verkleuren, en er kunnen zich holtes ontwikkelen in het merg. Deze vruchtsymptomen komen veel voor in de kas.

Voorwaarden voor ziekteontwikkeling
Infectie treedt in het algemeen op via wonden in het plantenweefsel, maar kan ook plaatsvinden via de bladstomata of wortels. De bacterie kan tot vijf jaar overleven in de bodem en in geïnfecteerde plantenresten. Ook kan hij overleven op onkruid, spontaan opgekomen tomatenplanten en zaad. Secundaire verspreiding vindt plaats door spattend water, besmette apparatuur en gereedschap dat gebruikt wordt voor snoeien, knippen en verspenen. Gematigde (18-24 °C, 65-75 °F) temperaturen en meer dan 80% relatieve vochtigheid bevorderen de ziekteontwikkeling. Optimale vochtomstandigheden voor plantengroei, lage lichtintensiteit en hoge voedingsconcentraties, vooral stikstof, bevorderen eveneens de ziekteontwikkeling. De symptomen zijn in zanderige grondsoorten vaak ernstiger dan in organische bodems.
Bestrijding
Gebruik van schone zaden en jonge planten en sterilisatie van het verspeenmengsel, zaaibakken en alle apparatuur die gebruikt wordt voor het verspenen, kunnen verliezen door deze ziekte beperken. Jongeplanten dienen niet gekopt of gemaaid te worden, aangezien op die manier snel secundaire verspreiding kan optreden. Wisselteelt met een niet-waardplant gedurende ten minste drie jaar kan verliezen door bacteriekanker beperken.